Droom Home
Lucie kijkt naar zichzelf in de spiegel. Ze maakt haar wangen bol, ze knijpt in haar neus. Dit ben ik denkt ze. Dit is het gezicht waar Lex verliefd op is geworden. Ze laat de lucht weer uit haar wangen ontsnappen. Haar gezicht is rood en vlekkerig geworden door het geduw met haar vingers. Ze steekt haar tong uit naar haar spiegelbeeld. Ze vindt zichzelf gemiddeld, niet echt mooi maar ook niet lelijk. Lang dacht ze dat het mooi worden nog wel zou komen, dat ze een laadbloeier was maar inmiddels weet ze wel beter, vanaf nu gaat het alleen nog maar achteruit.
Ze luistert naar het geluid van de borden die Lex vanuit de vaatwasser op het aanrecht plaatst. Vervolgens hoort ze de porseleinen kopjes die hij opstapelt en ten slotte de pannen die hij uit de keuken van de Krekel heeft meegenomen toen hij ontslag nam. Weken achter elkaar had hij discussie gevoerd met de baas van de Krekel over de opmaak van de borden. Volgens de baas bestede hij teveel tijd aan de presentatie van het eten. Op een avond zei de baas: ‘Er zitten honderd mensen op jouw te wachten en al wat jij doet is decoreren, je bent hier niet in dienst als kunstenaar.’
Lex was boos geworden en zei dat hij ontslag nam, per direct. Hij had de dienst van die avond afgemaakt en daarna had hij allerlei keukengerei in een grote plastic tas gestopt. De afwasser had hem aangemoedigd.
Ze herkent de pannen aan hun doffe klank. Ze zijn zwaar en bovendien veel te groot om mee te koken voor een huishouden van twee. Toch gebruikt Lex ze graag. Hij vind dat je een trofee niet kunt laten verstoffen, een trofee moet je vieren. ‘Het gaat niet om praktisch, ik houd van ze.’ zei hij toen ze erover begonnen was.
‘Luus, gaan we nog?’ roept Lex vanuit de keuken.
Hij heeft de dagen afgeteld naar deze donderdag. Ze sluit haar ogen en ademt diep in, dan weer uit. Ze weet dat hij graag gaat, dat hij niet vraagt of ze gaan maar wanneer ze gaan. ‘Ik kom zo,’ roept ze naar beneden. Ze wacht tot de ergste rode vlekken uit haar gezicht zijn weggetrokken, wurmt zich langs de stapel dozen in de gang en sprint dan de trap af.
Lex rijdt, dat heeft ze graag. Zelf heeft ze wel een rijbewijs maar ze is angstig achter het stuur. Er is geen autorit voorbij gegaan waarbij ze niet dacht aan alle ongelukken die zij kon veroorzaken als bestuurder. Ze vraagt zich af of dat haar een agressief mens maakt. Wanneer ze achter het stuur zit en ze bij het zebrapad staat te wachten op overstekende voetgangers denkt ze altijd: als ik nu gas geef dan gaan die mensen dood. Op de snelweg denkt ze dat soms ook.
Lex rijdt harder dan dat ze mogen rijden. Vanuit zijn ooghoeken kijkt hij af en toe naar haar. Toen ze hem leerde kennen dacht ze zijn blikken te kunnen lezen maar sinds ze samenwonen in de nieuwbouwwijk is ze daar steeds minder zeker van. Alles is hier zo gewoon.
De auto rijdt voorbij de Sligro, de Broekenboerderij, langs Broodje van Bart. Het is laat en er is rond dit tijdstip niemand meer op straat, niet hier. ‘Waar is jouw muts?’ vraagt Lex wanneer hij de auto voor Droom Home parkeert.
‘Shit, vergeten.’
Lex zucht, zacht maar net hard genoeg voor Lucie om de irritatie te horen. Hij trekt zijn jas uit en dan ook zijn sweater.
‘Doe die dan maar aan, dan heb je in ieder geval een capuchon.’
Ze trekt zijn zwarte sweater over haar hoofd en stapt uit de auto. Nu moeten ze het hek over.
‘Kom, ik help je.’ Hij maakt een kommetje van zijn handen. Lucie zet haar voet in zijn handen en klimt behendig over het hek, het terrein van Droom Home op. Het terrein is groot en donker. De eerste keer had ze Lexs hand niet los willen laten. Terug in de auto zei hij dat het lief was, die kleine hand die zijn hand zo stevig omklemde dat het bijna pijn deed. Toen ze de meubels vonden waren ze beiden door dolle heen geweest, ze woonden toen nog maar net samen.
Lex hoorde het via Emile. Ze stonden samen in een karaokebar toen Emile zei: ‘Ik heb iets ontdekt, je gaat dit fantastisch vinden.’
Emile legde uit dat Droom Home iedere laatste donderdag van de maand al haar afgekeurde meubels buiten verzamelt in de Waarderpolder, tussen het hek en het gebouw.
‘Waar gaan die meubels naartoe?’ vroeg Lex. Emile haalde zijn schouders op en bestelde nog twee bier. Toen Lex tegen de ochtend thuis kwam pakte hij zijn agenda en omcirkelde hij iedere laatste donderdag van de maand met een roze viltstift.
‘Kijk Luus, deze is mooi!’ Lex staat voor een bank met een okergele bekleding. Ze loopt tussen de kasten door naar Lex. Wanneer ze de bank ziet zucht ze. ‘We hebben al drie banken.’
‘We kunnen er een op marktplaats zetten, misschien die groene’ zegt Lex. Ze weet dat hij de groene bank nooit op marktplaats zal zetten, hij doet nooit zomaar iets weg. Ze kijkt naar hem. Voor zijn mond heeft hij een sjaal geknoopt, op zijn hoofd de muts die ze vorige winter voor hem heeft gebreid.. Ze denkt aan de inbraak bij mevrouw Krabbe.
Lex had het vaak over de kast van mevrouw Krabbe. ‘Die kast die doet me denken aan warme lange zomerdagen’ zei hij op een middag toen ze langs het huis van mevrouw Krabbe fietste. Ze vroeg hem niet waarom. Bijna alle meubels doen Lex aan iets denken.
Het was op een zondag, ergens vorige maand toen de kast in hun woonkamer stond.
‘Mooi, lijkt op de kast van mevrouw Krabbe’ zei ze terwijl ze met haar vingers over het hout aaide.
Later op die zondag hoorde ze van haar buren dat er bij mevrouw Krabbe was ingebroken.
Vanaf de straatkant is de kast in hun woonkamer niet te zien, zoveel andere meubels staan ervoor. Sommige meubels heeft ze zelf uit het grofvuil gered. Zo voelde het ook denkt ze, als redden. Ze zei vaak dat spullen ondergewaardeerd worden, dat alle spullen een thuis verdienen. Lex knikte dan bevestigend. Soms zei hij: Ja, wij doen iets heel moois.
‘Toch jammer dat de auto niet groter is’ zegt Lex wanneer hij de open achterklep met het touw aan de trekhaak knoopt. Uit de achterklep steekt een stuk van de bank. Hij voelt aan de bank of hij stevig in de auto ligt. Gelukkig is de auto niet groter denkt ze.
Ze laat een man via marktplaats langskomen om de groene bank op te halen. Ze heeft het eerste en het beste bod geaccepteerd. Wanneer de man de bank met zijn broer in zijn auto tilt vraagt ze aan de man of hij misschien ook nog iets anders uit het huis mee wil nemen. ‘U kunt kiezen uit bijna alles.’ zegt ze. De man bekijkt haar aandachtig. Hij lijkt even na te denken over het voorstel en zegt dan: Nee, het is wel goed zo.
Lex zegt niets over de verdwenen bank wanneer hij thuiskomt, in plaats daarvan vraagt hij of ze zin heeft om bij de nieuwe Thai te eten. Haar ogen glijden over zijn gezicht, ze wacht op een reactie die niet komt. Ze wil een discussie, een ruzie en het dan uiteindelijk goedmaken, elkaar vasthouden. Zijn slungelige lichaam tegen haar lichaam en dat hij dan zegt dat alles zal veranderen. Ze wil dat er iets gebeurd, het voelt alsof de tijd, haar tijd wegglipt tussen alle spullen in het huis. Ze weet dat hij de bank, of het ontbreken van de bank heeft opgemerkt. Lex weet precies waar alle spullen staan.
Hij doet het expres denkt ze, niets zeggen.
In de Thai roert ze in haar kokossoep. Het restaurant is leeg op haar en Lex na. Een scene in een leeg restaurant is minder aantrekkelijk dan ruzie thuis.
Ze wil tegen hem zeggen dat de kast niets te maken heeft met warme lange zomerdagen, dat de dozen vol met bladmuziek in die kast niets betekenen wanneer hij niet snel noten leert lezen, dat ze de driehonderd blikken mais uit de studeerkamer naar de voedselbank zal brengen,
dat ze de aanbiedingen in de Sligro voortaan moeten negeren.
Dat het een fout is geweest naar zo’n saaie wijk te verhuizen, slechts voor vierkante meters.
Ze weet niet meer wat de volgende stap is, ze wil hem vragen hoe ver ze moeten gaan voor spullen.
‘Als we zouden emigreren waar zou jij dan heen willen?’ vraagt ze.
‘Ik zou hier blijven’ zegt hij terwijl hij naar haar handen kijkt. Haar rechterhand houdt de lepel vast waarmee ze in de soep roert, ritmische cirkels.
‘Dat was niet de vraag,’ zegt ze. Ze voelt zich misselijk wanneer ze naar de soep kijkt.
Ze legt haar handen op haar onderbuik Ze stelt zich een vierkant blok gevuld met liefde voor dat ergens in haar lichaam zit. Een vierkant blok, dat kan niet zomaar verdwijnen.
‘Proeven?’ vraagt ze aan Lex terwijl ze naar haar bord knikt.
Ze denkt aan de spullen die in het huis staan. Er zijn veel meer spullen dan dat ze zich nu voor de geest kan halen. Ze vraagt zichzelf af wat ze mee zou nemen wanneer er nu brand uit zou breken. Het zijn simpele dingen; haar harde schijf, misschien wat oude dagboeken, de kat.
Ze staat op uit bed, pakt haar camera van de kast en loopt de trap af. Beneden maakt ze foto’s van kasten, boeken, stoelen, prullaria, totdat er op het scherm van de camera verschijnt dat de geheugenkaart vol is. Ze kruipt terug bij Lex in bed. ‘Sorry’ fluistert ze tegen zijn slapende lichaam. Ze vraagt zich af of het houden van Lex en het houden van de spullen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Wanneer Lex op een woensdagavond van zijn voetbaltraining thuiskomt zijn de antieke klok en drie stoelen aan de keukentafel opgehaald.
Lex ziet het meteen, de ontbrekende stoelen. Hij kijkt de rest van de kamer rond. Zijn ogen glijden langs de tafels, over de kasten, naar de banken. Dan ziet hij het ontbreken van de klok. ‘serieus?’ zegt hij.
‘Je weet wat die klok voor mij betekent’ hij slaat met zijn vuist op een tafel wanneer hij dat zegt.
‘Je hebt die klok op Koninginnedag gekocht,’ zegt ze.
‘In godsnaam, daar gaat het niet om,’ nog een keer de vuist op de tafel.
Ze weet dat de klok Lex aan zijn opa en oma doet denken. Ze loopt naar hem toe. Hij is inmiddels gaan zitten. Ze legt haar hand op zijn schouder. ‘Het zijn maar spullen.’ probeert ze. ‘Rot op!’ hij slaat haar hand weg en beent naar buiten toe, de frisse lucht in. Ze gaat op de vloer zitten en kijkt de kamer rond.
Ze denkt aan wat Lex laatst zei: ‘Materie geeft zoveel meer zekerheid dan woorden.’ Hij zei het na een ruzie en ze wist toen niet of hij specifiek haar woorden bedoelde of woorden in het algemeen.
Ze had gedacht aan woorden die, wanneer ze te weinig gebruikt woorden uit de taal verdwijnen. Ze zag een comité voor zich, zittend in een vergaderzaal met rode balpennen om de woorden te schrappen uit de dikke van Dale.
Ze lopen door het park, hand in hand. In haar vrije hand heeft ze de lijn van Theo vast. Theo is de hond van mevrouw Krabbe. Sinds de kast heeft Lucie aan haar aangeboden Theo af en toe uit te laten. Ze had zich schuldig gevoeld. Mevrouw Krabbe was blij met haar voorstel. ‘Met mijn oude botten is lopen niet meer zo leuk’ zei ze.
Lex houdt alleen van wandelen wanneer er geen bestemming is. Hij begrijpt niet waarom je voor langzaam kiest als je ook sneller kunt. Lex doet alles op de fiets, Zelfs voor de supermarkt, vijftig meter verderop stapt hij op de fiets.
‘Ik heb de bus van Emile geleend.’ zegt Lex.
‘Waarom?’ vraagt Lucie.
‘Voor volgende donderdag, bij Droom Home.’
Ze laat zijn hand los. Haar benen voelen zwaar, alsof alle spullen in het huis aan haar vast geketend zitten. In haar hoofd gaat ze de dagen af tot de donderdag. ‘Dan heb je nog vijf dagen om hem terug te brengen,’ zegt ze.
‘Misschien.’ Zegt Lex, hij plukt aan de blaadjes van een struik waar hij naast staat. Hij kijkt naar zijn all-stars.
‘Wij gaan nog een rondje.’ Zegt ze terwijl ze Theo aanlijnt. Ze heeft zin om iets kapot te maken, om tegen een boom te trappen.
De woede verdwijnt niet tijdens het rondje. Ze denkt aan wat haar vrienden vorig jaar zeiden toen ze vertelde dat zij en Lex gingen samenwonen: ‘Pas maar op dat al die spullen jullie niet verstikken.’ Of, ‘Met die twee inboedels samen kunnen jullie straks een heel groot gezin krijgen.’
Als kind vulde ze haar zakken zodra ze buiten was; steentjes, veren, kroonkurken, plantjes. Haar moeder heeft vaak de voering van haar jaszakken gerepareerd. Ze deed dat altijd mokkend ‘De zakken van je zus heb ik nog nooit moeten maken’ zei ze.
Ze stelt zich hun huis voor over een jaar, over twee jaar, tien jaar. De wijk die precies hetzelfde blijft, het huis steeds voller, de spullen als grootste gebeurtenissen in hun leven.
Wanneer ze thuis is upload ze alle foto’s van de spullen in het huis op marktplaats, bieden vanaf nul euro.
Ze probeert het zo te organiseren dat er alleen spullen worden opgehaald wanneer Lex niet thuis is. Dat is nog niet makkelijk want sinds Lex weg is bij restaurant de Krekel werkt hij onregelmatig. Er worden wat boeken en spelletjes opgehaald maar voor de grote meubels komen de mensen liever in het weekend. Lex zegt niets over de boeken. Ze vraagt zich af of hij denkt dat dit een opwelling van haar is, dat het wegdoen van de spullen wel weer overwaait. Ze snapt niet waarom hij haar geen vragen stelt.
De bus blijft pontificaal voor de deur staan. Het is iedere ochtend het eerste wat ze ziet wanneer ze gordijnen in de woonkamer opent.
Op donderdagavond zegt Lex: ‘Ik vertrek over een uur.’ Ze zitten op de bank en kijken samen naar een natuurdocumentaire. ‘Goed’ zegt ze.
‘Je kunt mee.’ Zegt hij.
‘Beter van niet, denk ik.’
Lex knikt, hij lijkt even na te denken. ‘Goed.’ Zegt hij.
Ze wacht op het rinkelen van de deurbel terwijl ze tussen de natuurdocumentaire en een andere zender zappt. De documentaire lijkt trager, saaier nu ze wacht. Ze springt op wanneer de bel gaat.
De man in de voordeur heeft een gedrongen postuur met daarboven een vriendelijk gezicht. ‘Fijn dat u zo laat nog kon komen’ zegt ze. ‘Geen enkel probleem, het is zo’n mooie deal,’ zegt de man.
Ze loopt voor hem uit de woonkamer in. De man loopt de kamer rond. Met zijn hand klopt hij op het hout van de Chinese kast. ‘De foto’s liegen niet.’ Zegt hij.
‘De meeste losse dingen heb ik alvast in dozen gestopt. Ik help u wel.’ Ze reikt de man een grote verhuisdoos aan.
‘Zwaar’ zegt hij.
Ze knikt. ‘Dat zijn niet zomaar pannen, dat zijn professionele pannen.’